Nog niet zo heel lang weet ik van het bestaan af van mijn interne hoofdgenoten: dissociatieve delen. Ik kreeg de diagnose AGDS. Het zit bij mij bijna uitsluitend intern, in mijn hoofd en gevoel. Als een soort stemmen – maar de dames (of in feite meisjes) hebben geen hoorbaar geluid. De verschillende intonaties zijn wel altijd goed voelbaar, plus dat hun taal altijd in de ‘jij’-vorm is, wat meestal tegen mij gericht is.
Heel vaak is het alsof er een theaterzaal vol in mijn hoofd is, qua drukte. Het zijn onverstaanbare gesprekjes: ik hoor het niet letterlijk. Maar qua gevoel van aanwezigheid is het meer dan alleen ik. En om in de metafoor te blijven van de theaterzaal: soms komt er iemand op het podium, en dan pas hoor ik wat er gezegd wordt.
Mijn behandelaar kwam laatst tot de conclusie dat mijn werkgeheugen bijna altijd nagenoeg vol zit. Omdat er intern zó veel gebeurt. En dat het dus ook niet zo vreemd is dat veel dingen niet goed lukken. Er is weinig capaciteit over om met andere of complexe(re) dingen bezig te zijn. Ik probeer om uit die conclusie wat begrip voor mezelf te halen.