Ik heb een magische tas, een hele mooie grote rode damestas. Een vakje met een rits om kostbare spulletjes in te doen. Een klein vakje en een groot vak. En de inhoud? Voor de meeste mensen is er niets bijzonders te zien aan die tas. Gewoon een doorsnee damestas, met veel nuttige en onnuttige dingen.

Toch is mijn tas niet zo doorsnee als het lijkt. De gedachte ‘Je zult het maar eens nodig hebben’ zorgt ervoor dat ik er van alles in prop. Regelmatig ben ik spulletjes kwijt, ook al weet ik zeker dat ik ze in mijn tas heb gestopt. Ik kijk eerst in het vakje achter de rits: nee, daar zie ik het niet. Dan in de beide andere vakken. Ook al niet.

Ik voel de spanning stijgen. Ik ben het toch niet kwijt geraakt? Ik besluit alles uit mijn tas te pakken en ‘m zelfs op de kop te houden. Maar wat ik zoek is nergens te vinden, ook niet in de kleine hoekjes. Ik probeer de film van de afgelopen dagen terug te draaien. Waar heb ik het gelaten? Wanneer heb ik het voor het laatst in handen gehad? Maar ik kan er niet op komen, en moet uiteindelijk mijn zoektocht staken. Ik probeer het los te laten en neem me voor om morgen verder te zoeken.  

De volgende dag rommel ik in mijn tas. Ik heb iets nodig. En wat schetst mijn verbazing? Opeens zie ik datgene waar ik gisteren zo naar gezocht heb. Ik weet zeker dat ik het er niet heb ingestopt. Maar ik zie het toch echt liggen daar. Ik kan het zelf niet geloven.

Zo werkt mijn leven met DIS. Ik heb in mijn leven al heel veel tijd besteed aan zoeken. Zoeken, zoeken, en nog meer zoeken. Soms voel ik mijn energie razendsnel wegstromen als het weer eens zo ver is. Of ik word boos op mezelf. Inmiddels heb ik iets fijners gevonden. Mijn fijnste oplossing: ik glimlach er om, en denk: ‘ja, ik heb een magische tas!’