“Er waren sessies waarin ik in een andere toestand terecht leek te komen. Er kon van alles aan voorafgegaan zijn: van een specifieke gebeurtenis waar we ’t over hadden tot een beweging, geluid of woord. Op zo’n moment verdween de therapeut die ik al vier jaar kende. Hij was er nog steeds, maar de mist trok op en ik zag hem niet meer scherp. Tegelijkertijd verdween ik. Mijn hoofd wist: dit is je therapeut, hij is veilig, maar mijn lichaam zei dat hij me iets aan ging doen. Het was alsof iemand mijn spaarstand aandeed. Ik was opgehouden te functioneren. Buiten bedrijf. Veiligheid in onveiligheid.

Ik kon niet meer helder denken en al helemaal niet meer bewegen. De vingers waar ik naar keek, de voeten die op de grond stonden, benen, armen – ledematen die niet van mij leken te zijn, losse dingen zonder eigenaar. Het voelde alsof mijn lichaam een kamer werd waarin ik opgesloten zat. Een donkere, vochtige en benauwde kelder waar ik zo snel mogelijk weer uit wilde. Met alle kracht die ik in mij had sloeg ik op de muren.” *

Ik vind het belangrijk om in mijn eigen woorden te onderzoeken hoe mijn binnenwereld werkt en hoe ik bepaalde dingen beleef. Dat is wel een hele zoektocht, omdat er soms geen taal is om iets van binnen naar buiten te brengen. Of de taal past niet, er worden woorden gebruikt die iets over mij zeggen – psychiatrisch vakjargon, DSM-taal. Elke DSM-classificatie die ik ooit heb gekregen voelde als een jas die veel te krap zat, alle taal die ik hoorde tijdens bijbehorende behandelingen was veel te smal. Ik wilde losbreken uit wat voor mij werd bepaald en zocht tegelijkertijd een manier om iemand mee te nemen in mijn complexe binnenwereld. Want ik wilde wel gezien worden, hoe beangstigend dat ook was. Maar op mijn manier, op mijn tempo, in mijn zelfgekozen woorden.

Aanmodderen in de ggz

Het heeft me flink wat tijd gekost om woorden te geven aan wat er van binnen gebeurt. Al sinds ik me kan herinneren, pleeg ik intern overleg voordat ik iets durf te zeggen. Ook is er iets in mij dat het overleg constant saboteert, of in ieder geval vindt dat het niet naar buiten gebracht mag worden, geen contact over gemaakt mag worden naar de buitenwereld. Doordat ik als kind altijd al zo in mijn hoofd zat, maakte ik geen contact met mijn lijf. Ik voelde niet dat ik een lichaam had en wist niet wat ik met mijn binnenwereld aan moest. Daarnaast mocht ik van mezelf niet met ‘de volwassenen’ praten over wat ik meemaakte. Er was een constante woede, die ik niet als woede herkende, omdat ik niet had meegekregen hoe. Die woede sloeg hard en koelbloedig naar binnen.

Het gevolg hiervan was dat ik in mijn tienerjaren psychische klachten kreeg, maar dat die vooral in het hokje van persoonlijkheidsproblematiek werden gestopt. Zo modderde ik ongeveer 10 jaar wat aan in de ggz, volgde verschillende behandelingen, maar voelde me niet ‘beter’. Bij een paar van die behandelingen raakte ik zelfs meer de weg kwijt, omdat ik leek te leren hoe ik delen van mijn innerlijke wereld moest buitensluiten. Wegstoppen, wegsturen, afwijzen. Om nog enigszins staande te blijven zei ik tegen mijzelf dat ik het allemaal verzon en deed alsof. Maar daarmee raakte ik in de war over wat nu echt was en wat niet, wat ik nu wel zag en wat niet, of ik überhaupt wel op mijzelf (wat dat dan ook was) kon vertrouwen.

ISTDP

Er veranderde iets toen ik bij mijn huidige therapeut terechtkwam. Bij hem startte ik met ISTDP, Intensive Short-Term Dynamic Psychotherapy. Een psychodynamische therapie geschikt voor mensen die door het afstraffen en/of vermijden van hun gevoelens vervreemd zijn geraakt van zichzelf. ‘Op basis van pijnlijke levenservaringen hebben deze mensen vaak “geleerd” om intimiteit met zichzelf en/of anderen uit de weg te gaan.’** In de therapie worden gebeurtenissen uit het verleden in het hier en nu tussen hulpverlener en hulpvrager geplaatst en onderzocht. Steeds wanneer er iets tussen ons plaatsvindt, of dit nu is dat ik niet uit m’n woorden kom of plotseling heel bang word, proberen we samen te achterhalen op welke gebeurtenis uit het verleden het huidige moment lijkt. Welke mogelijke verbinding er is, ook als die niet ‘logisch’ is (dat is voor mij nogal een dingetje). Vervolgens proberen we de lading van die gebeurtenis af te halen door er samen bij te blijven en te ervaren welke gevoelens er allemaal bij horen. Zonder oordeel (nog zo’n dingetje). Zo kan de gebeurtenis worden ‘afgemaakt’, verwerkt, doordat bijbehorende emoties alsnog gevoeld kunnen worden, het liefst nog met een fysieke reactie – huilen, stampen, bewegen (dát is pas een dingetje!).

De verwerking vindt idealiter plaats vanuit de beleving van een intieme en hechte relatie, zowel met de hulpverlener als met jezelf. Doodeng voor mensen die andere mensen en zichzelf niet (meer) vertrouwen. Toch is het juist deze therapie geweest, en het mogen en kunnen besteden van aandacht en tijd aan een veilige, stabiele, emotioneel nabije relatie, waardoor ik eindelijk zicht kreeg op wat er in mij speelde. Tijdens deze therapie is mijn hoofddiagnose uiteindelijk veranderd naar AGDS, andere gedefinieerde dissociatieve stoornis.

Ingewikkeld proces

De classificatie AGDS staat in mijn dossier, maar we hebben ’t er verder eigenlijk niet echt over. De therapie veranderde niet, onze relatie veranderde niet en het belangrijkste: ik veranderde niet. Toch merkte ik dat er iets anders was. Het was voor het eerst dat een classificatie niet als een te krappe jas aanvoelde. En niet als stempel dat nodig is voor het systeem, waar ik me maar aan moet onderwerpen. Ik hoef er ook eigenlijk helemaal niets mee. AGDS voelt voor mij niet als een label, maar als een richting. Als een vrijgemaakt bospad dat ik niet eerder had gezien.

Maar er is ook een andere kant (het zal eens niet…). Ik vraag mezelf af of het wel klopt, of ik deze ruimte wel in mag nemen, of ik dat bospad wel mag bewandelen, of ik me deze taal wel mag toe-eigenen. Ik voel me vaak nog steeds een bedrieger, iemand die deze klachten verzint, doet alsof. Ik ben constant op zoek naar objectief ‘bewijs’ voor mijn persoonlijke, subjectieve beleving. Dat is een onmogelijke taak. Het helpt me niet om te blijven wegkijken van wat ik hoe beleef. Als ik blijf zeggen ‘dat dissociatieve valt wel mee’, ‘ik ben niet getraumatiseerd’ en ‘ik verzin alles wat er binnenin mij leeft’, dan kan ik niet helen. Denk ik. Daar ben ik nog niet helemaal over uit. Twijfel, twijfel, verwarring. Zijn die dingen die ik tegen mijzelf zeg helpend? Of zijn het beschermers die ik nu niet meer nodig heb?

Volgens de theorie van ISTDP is het veelvoudig stellen van vragen een vorm van afweer. Jezelf onbewust en automatisch weghouden van gevoel, van verwerking, van die plekken waar het pijn doet. Omdat ik zo snel verdwaal in mijn binnenwereld, verzand in intern overleg, met onderlinge vragen, discussies, censuur en sabotage, is verbale verwerking niet altijd toereikend. Daarom waag ik me soms aan brainspotting. Dat gaat niet van harte, omdat ik deze therapie als zeer confronterend ervaar. Het richt zich namelijk op een heel directe manier op het lijf, op emoties, op alles in mezelf wat ik cognitief niet te pakken krijg. Maar het werkt, want de vage beelden die mijn realiteit geregeld verstoren, krijgen steeds meer vorm en betekenis. Op de een of andere manier krijgen ze een plek in het systeem.

Eigen manier

Een andere vraag (ja hoor, ik ga gewoon vrolijk door met het vragenvuur) die ik mezelf stel sinds ik stukjes van mijn binnenwereld aan mijn therapeut durf te laten zien: is het zinvol om heel precies te gaan analyseren hoe mijn binnenwereld in elkaar zit? Ik merk dat ik, sinds ik me meer bewust ben van hoe het van binnen werkt, de druk voel om dat heel precies aan de ander uit te leggen. Alsof het pas ‘echt’ is als ik een duidelijk kader heb. Maar zo werkt het helemaal niet – dat voel ik, ergens. Daarom probeer ik nu uit te zoeken hoe ik uiting wil geven aan dit proces, waarbij ik mijn stukjes wel aandacht geef, maar waarbij ze niet in hokjes gestopt hoeven te worden. Niet vastomlijnd en uitgetekend. Omdat dat mij meer ruimte geeft. Ruimte om gewoon te zijn, met alles wat mij is. Ook als we geen naam hebben, geen woorden, geen uitleg. Het is er toch wel. Dat erkennen en voelen is voldoende. En ook wel het moeilijkste.”

Anne van Winkelhof

* Fragment uit mijn boek Alles wat ik wilde zeggen maar niet zei dat in najaar 2022 uit is gekomen bij Uitgeverij de Graaff. Voor meer informatie zie: www.annevanwinkelhof.nl

** Bron: https://www.nvpp.nl/behandelvormen/behandelvormen-istdp/