In dit nieuwsbericht vind je het statement van Caleidoscoop met betrekking tot het afwijzen van het Integraal Zorgakkoord (IZA). Daarnaast tref je in de bijlage onder meer het besluit van MIND, vertegenwoordiger van patiëntenorganisaties, aan. Er is momenteel veel debat over het IZA. Onder meer de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Nederlandse Zorgautoriteit stemden bijvoorbeeld voor. Er zijn echter ook grote zorgen en onder meer het NIP (Nederlands Instituut voor Psychologen), de Landelijke Huisartsen Vereniging, de ouderenbond en de wijkverpleegkundigen zijn kritisch.

Caleidoscoop stemt tegen het Integraal Zorgakkkoord

Caleidoscoop, de landelijke vereniging voor mensen met een dissociatieve stoornis, heeft MIND het advies gegeven om het Integraal Zorgakkoord (IZA) af te wijzen. In het Integraal Zorgakkoord komen de rechten van cliënten en naasten zodanig onder druk te staan dat we dit akkoord niet kunnen steunen.  

We herkennen ons in het advies zoals MIND dit, mede met onze inbreng, heeft geformuleerd (zie bijgevoegd persbericht). Hieronder geven we enkele aanvullingen op wat wij belangrijk vinden voor mensen met een dissociatieve stoornis en hun naasten.

Belangrijkste kritiekpunten op het IZA vanuit Caleidoscoop

  1. De vrije artsenkeuze wordt in het IZA nog verder ingeperkt en versterkt contracteerdwang.
    Voor mensen met een dissociatieve stoornis zijn in Nederland onvoldoende geschikte behandelmogelijkheden. Het inperken van de vrije artsen-/ behandelaarskeuze werpt extra financiële drempels op voor zowel cliënten als voor niet-gecontracteerde zorgprofessionals die behandeling bieden aan mensen met een dissociatieve stoornis. Ook leiden de behandelplafonds in de gecontracteerde GGZ vooral bij kleinere praktijken tot grote problemen als zij patiënten behandelen die langdurig zorg nodig hebben. Zij zijn daardoor regelmatig genoodzaakt deze af te wijzen om financiële redenen.Extra wrang is het feit dat er te weinig kennis is over dissociatieve stoornissen in zowel de eerste, tweede als derdelijnszorg. We moeten het vaak van zelfstandigen hebben die energie en tijd steken in opleiding.Werken met een contract leidt niet aantoonbaar tot betere zorg. Structurele verdieping en vakinhoudelijke kennis wel. In de GGZ en specifiek voor mensen met complexe, langdurige problematiek is daarnaast het belang van een vertrouwensband met een zorgverlener essentieel. Veel mensen uit onze achterban kiezen bewust voor vrijgevestigde psychologen en kleine praktijken en noodgedwongen vaker voor een restitutiepolis, die duurder is dan een naturapolis. Doordat deze groep gemiddeld (t.o.v. de gemiddelde Nederlander) een kleinere beurs heeft, is het zgn. hinderpaalcriterium wel degelijk van toepassing.
     
  2. Wat ‘passende zorg’ is, zou ter beoordeling moeten zijn aan zorgprofessionals en cliënten, niet aan zorgverzekeraars.
    Het Integraal Zorgakkoord geeft zorgverzekeraars nog meer macht om te definiëren wat geschikte zorg is. De invulling van ‘waardegedreven zorg’ baseren zij vrijwel uitsluitend op wetenschappelijk onderzoek en de uitkomsten van vragenlijsten. Tot op heden zijn er onvoldoende evidence based behandelingen voor de drie meest voorkomende dissociatieve stoornissen. Behandelingen duren vaak lang (meerdere jaren) en zijn veelomvattend (meerdere disciplines). Wat passende zorg is zou ter beoordeling moeten zijn aan cliënten en zorgprofessionals. In het bijzonder geldt dit voor mensen met langdurige en/of complexe psychische aandoeningen zoals dissociatieve stoornissen.De afspraken in het IZA zouden er toe leiden dat alle behandelingen die niet op groepsniveau tot resultaat leiden, eenvoudiger uit het pakket van zorgverzekeraars kunnen worden geschrapt. Dit gaat voorbij aan wat wél door wetenschappelijk onderzoek wordt ondersteund: de kwaliteit van de behandelrelatie blijkt een belangrijke voorspeller te zijn voor het slagen van de behandeling. Dit pleit voor passende zorg waar de cliënt regie houdt over diens keuze voor een behandelaar en behandeling.Tot slot zou het patiëntenperspectief structureel meegenomen moeten worden in de evaluatie van zorg, waaronder bij het (opstellen van) evaluatie-instrumenten zoals vragenlijsten, die een prominente rol spelen om te bepalen of zorg doelmatig en passend is. Nu worden zij eenzijdig opgesteld door onder andere zorgverzekeraars. Cliënten weten wat zij willen bereiken en wat goede zorg voor hen is.
  3. Digitalisering: bescherm persoonsgegevens beter en laat de keuze bij cliënt en behandelaar.
    Digitalisering is onmiskenbaar onderdeel van de zorg en brengt ook voordelen met zich mee. In de psychische zorg is echter de hulpvraag altijd zeer persoonlijk en dit vraagt extra garanties voor het veiligstellen van die gegevens, evenals praktische uitwerking hoe cliënten eigenaar zijn en blijven van hun data. We zien onvoldoende garanties dat persoonsgegevens ook echt beschermd en niet-herleidbaar zijn en blijven.Daarnaast is er sprake van opt-out (dwz: gegevens worden gedeeld, tenzij er bezwaar gemaakt wordt), terwijl opt-in dat proces transparanter en eerlijker maakt. Cliënten (en indien relevant, hun naasten) moeten dan altijd geïnformeerde toestemming geven voordat hun gegevens met derden mogen worden gedeeld. Tot slot is het essentieel dat bij de keuze voor het gebruik van digitale communicatiemiddelen de regie bij cliënt en behandelaar blijft.
     
  4. Indeling van zorg op regionaal en landelijk niveau
    Veel mensen met een dissociatieve stoornis hebben niet de luxe om te kiezen uit meerdere gespecialiseerde zorgaanbieders, als ze überhaupt al bij iemand terecht kunnen. Concentratie van kennis en ervaring voor de behandeling op regionaal of landelijk niveau kan zeker voordelen hebben. We zien echter in de praktijk dat de bereikbaarheid een onoverkomelijke drempel kan vormen. Daarnaast kiest een aanzienlijk deel van de mensen in onze achterban bewust voor vrijgevestigde praktijken in plaats van grote ggz-instellingen.

Slotsom

In het IZA staan ook hoopvolle punten ten aanzien van hervorming van de zorg, bijvoorbeeld het feit dat patiëntenorganisaties regelmatig worden genoemd, dat het sociaal domein meer betrokken wordt en dat er herstelcentra worden opgezet. Ook vinden we het belangrijk dat er gezorgd wordt voor de zorgverleners, zodat zij hun werk met plezier kunnen (blijven) doen, maar we zien graag concretere plannen hoe het IZA dit daadwerkelijk gaat realiseren. Tot slot zien we erkenning voor de wrange realiteit dat juist mensen met een complexe of langdurige zorgbehoefte in de ggz het meest te maken krijgen met (extreem) lange wachttijden of het totaal ontbreken van zorg in hun nabijheid.

Wij willen doelmatige, goede en beschikbare zorg, zodat de gang door de psychiatrie verkleind wordt, er minder crisis- en dwangopnames nodig zijn en mensen met een dissociatieve stoornis mee kunnen draaien in de maatschappij op een manier die bij hen past. De realiteit en de wenselijke situatie liggen momenteel erg ver uit elkaar. Het zorgakkoord zoals het er nu ligt, geeft daarbij onvoldoende handvatten en regelingen om deze kloof te overbruggen.

Patiëntvertegenwoordigers van MIND hebben zich tot het uiterste ingespannen om het cliëntenperspectief in te brengen. Maar op grond van bovenstaande hebben wij besloten om het Integraal Zorgakkoord niet te tekenen.

Bestuur Caleidoscoop
bestuur@caleidoscoop.nl