Mijn vorm van dissociëren noem ik DICHT. Tot een jaar geleden noemde ik het ‘weg’, maar dat klopt niet. Ik ben niet ‘weg’. Als er tegen me gepraat wordt terwijl ik DICHT ben, hoor ik dat. Als iemand me iets vraagt te doen, doe ik mijn best dat te doen (bijvoorbeeld mijn voeten bewegen).

Ook achteraf heb ik een herinnering aan de dissociatie. Ik zit alleen als het ware opgesloten in mijn eigen lichaam door de verkramping die ontstaan is. Als ik een dissociatie krijg is dat vaak wanneer ik emotioneel overbelast ben, of in mijn therapiesessies wanneer de behandelaar me confronteert met bepaalde dingen.

Dan manifesteert een naar oordeel over mij zich en zet me letterlijk vast. Ik ga staren, mijn gezicht verkrampt, mijn voeten, benen en handen trekken samen, ik ga krom gebogen zitten en mijn vermogen tot spreken schakelt tijdelijk (gedeeltelijk) uit.

Ergens merken we wel, dat het spreken niet helemaal geblokkeerd wordt, maar ik heb wel hulp en tijd nodig om weer tot spreken te komen.